Aanpassingen van optiecontracten
Optiecontracten kunnen door verschillende gebeurtenissen met betrekking tot de onderliggende waarde worden aangepast. Zo zouden bijvoorbeeld het aantal aandelen per optiecontract en/of de uitoefenprijs van de optie kunnen veranderen in het geval van een nieuwe aandelenemissie of kan er een herstructurering van het kapitaal van de onderliggende waarde plaatsvinden
Amerikaanse stijl
Een uitoefenstijl van een optie waarbij de koper van het contract het recht heeft om de optie vóór de expiratiedatum uit te oefenen.
At-the-money
Wanneer de prijs van de onderliggende waarde gelijk is aan de uitoefenprijs van een optiecontract.
Buy to close
Een transactie waarbij een belegger een eerder geschreven optie terugkoopt en hiermee de positie sluit.
Buy to open
Een transactie waarbij een partij de koper van een optie wordt.
Call optie
Een optiecontract waarbij de koper het recht heeft om een vastgesteld aantal (meestal 100) onderliggende waarden te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs voor of op een vooraf vastgestelde expiratiedatum.
Delta
De mate waarin de prijs van de optie verandert als gevolg van een prijsverandering in de onderliggende waarde.
Derivaat
Een afgeleid product welke zijn waarde ontleent aan de waarde van een onderliggende product (zoals aandelen, indices, obligaties, grondstoffen, valuta etc). Opties zijn een voorbeeld van derivaten.
Europese stijl
Een uitoefenstijl van een optie waarbij de optiewaarde enkel op de expiratiedatum cash gesetteld wordt.
Expiratiedatum
De datum waarop alle niet uitgeoefende opties van een bepaalde handelsklasse expireren.
Fair value
De theoretische waarde van een optie berekend door een optiemodel.
Handelsklassen van opties
Alle optiecontracten die dezelfde onderliggende waarde vertegenwoordigen.
Implied volatility
De mate van verwachte beweeglijkheid van een onderliggende waarde welke is ingeprijsd in de huidige prijs van een optie.
In-the-money
Een optie met een intrinsieke waarde.
Intrinsieke waarde
Het verschil tussen de marktwaarde van de onderliggende waarde en de uitoefenprijs van de optie. Kan nooit lager zijn dan 0.
Kopen en schrijven (buy and write)
Het gelijktijdig kopen van aandelen en schrijven van een call optie welke dezelfde onderliggende waarden en aantallen vertegenwoordigt.
Koper
De koper van een optiecontract.
Lange termijn optie
Een optie die over twee of meer jaar expireert.
Market Maker
Optiehandelaren met verplichtingen om de optiemarkt van liquiditeit te voorzien door het afgeven van bied- en laatprijzen voor bepaalde optieseries.
Margin
Een bedrag dat aangehouden dient te worden om aan de verplichtingen van een optiecontract te kunnen voldoen.
Multiplier
Gebruikelijk bij aandeel- en indexopties. Normaliter is deze 100, wat betekent dat een optiecontract 100 onderliggende stukken vertegenwoordigt.
Onderliggende waarden
De aandelen, of andere effecten waarop een derivaat zijn prijs (mede) baseert.
Open interest
Het aantal openstaande optiecontracten in de markt voor een bepaalde optieserie.
Optieseries
Alle optiecontracten van dezelfde handelsklasse en dezelfde expiratiedatum.
Out-of-the-money
Voor een call optie: wanneer de prijs van de onderliggende waarde lager is dan de uitoefenprijs uit het optiecontract.
Voor een put optie: wanneer de prijs van de onderliggende waarde hoger is dan de uitoefenprijs van het optiecontract.
Premie
Het bedrag dat de koper van een optie betaalt aan de schrijver van de optie om de optiepositie te openen. De premie vertegenwoordigt de marktprijs van de optie.
Put optie
Een optiecontract waarbij de koper het recht heeft om een vooraf vastgestelde hoeveelheid stukken van de onderliggende waarde te verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs en voor of op een vooraf vastgestelde expiratiedatum.
Sell to close
Een transactie waarbij een belegger een eerder gekochte optie verkoopt en hiermee de positie sluit.
Sell to open
Een transactie waarbij een partij de schrijver van een optie wordt.
Schrijver
De verkoper van een optiecontract.
Tijdswaarde
De waarde in een optiecontract die beleggers willen betalen voor de kans dat het optiecontract met winst expireert. Dit wordt beïnvloed door de resterende tijd tot expiratie, volatiliteit en marktverwachtingen.
Toewijzing (assignment)
De willekeurige allocatie van de onderliggende waarde aan een schrijver van een optiecontract.
Uitoefenprijs
De prijs per onderliggende waarde wat moet worden betaald aan de koper (call optie) of de schrijver (put optie) bij uitoefening van het optiecontract.
Volatiliteit
Beweeglijkheid van de prijs van een bepaald product of een bepaalde markt.
Willekeurige allocatie
Een methode waarmee de uitoefening van een optie gealloceerd wordt aan een schrijver van eenzelfde optieserie.