Beleggen in obligaties
Ondanks dat de aandacht van (particuliere) beleggers doorgaans uitgaat naar de aandelenmarkt, is de obligatiemarkt omvangrijker in zowel de totale waarde als het volume van beleggingen.
Op deze webpagina wordt uitgelegd wat obligaties zijn, hoe dit product werkt en waar deze voor gebruikt kunnen worden.
Let op: Obligaties, ook bekend als vastrentende effecten, worden veelal gezien als relatief veilige beleggingen. Dit betekent echter niet dat beleggen in dit type instrument risicovrij is.
Simpel gezegd kunnen obligaties worden omschreven als leningen die zijn uitgegeven door overheden of bedrijven. Als obligatiehouder leent u geld aan de overheid of een bedrijf en in ruil daarvoor ontvangt u een schuldbewijs. Een obligatie maakt u, in tegenstelling tot aandelen, geen mede-eigenaar van de uitgevende instelling. Het schuldbewijs geeft echter wel recht op een vergoeding. De vergoeding voor het uitlenen van geld, ook wel couponrente genoemd, wordt over het algemeen periodiek (bijvoorbeeld jaarlijks) uitgekeerd. Bovendien beschikt een obligatie dikwijls over een duidelijke vervaldatum. Op die datum ontvangt u het geleende geld (dat wil zeggen de hoofdsom) terug, uitgezonderd van zeldzame gevallen zoals een faillissement.
Meest voorkomende obligaties
De twee meest voorkomende type obligaties zijn bedrijfs- en staatsobligaties.
Bedrijfsobligaties komen het meest voor. Beleggers die bedrijfsobligaties kopen, lenen geld aan de onderneming die de betreffende obligatie uitgeeft in ruil voor een wettelijke verplichting van de onderneming om periodiek een couponrente over de hoofdsom te betalen. Zoals eerder beschreven ontvangen beleggers tevens de hoofdsom terug zodra de obligatie haar vervaldatum bereikt. Bedrijven geven obligaties uit om diverse redenen, zoals het financieren van projecten, fusies of werkkapitaal en het betalen van dividend aan aandeelhouders, enzovoort.
Staatsobligaties verschillen niet of nauwelijks van bedrijfsobligaties. Dit betekent dat de houder van een staatsobligatie, evenals met bedrijfsobligaties, periodiek couponrente ontvangt en de nominale waarde van de obligatie terugkrijgt op de gestelde vervaldatum. Het enige verschil is dat een investeerder geen geld leent aan een bedrijf, maar aan de overheid. Overheden gebruiken obligaties voor het werven van geld, wat vervolgens kan worden besteed aan verschillende soorten projecten, zoals infrastructuur. Over het algemeen worden staatsobligaties als minder risicovol gekenmerkt dan bedrijfsobligaties.
Ondanks dat er een grote verscheidenheid aan type obligaties bestaan, heeft deze beleggingscategorie diverse kenmerken gemeen.
Uitgevende partij / emittent
De uitgevende partij is de entiteit die geld leent door obligaties uit te geven. Een uitgevende partij wordt ook wel een ‘emittent’ genoemd. De meest voorkomende emittenten zijn bedrijven en overheden.
Hoofdsom
De hoofdsom is het totale bedrag van de lening. Dit bedrag wordt geleend bij de uitgifte van de obligatie en terugbetaald op de vervaldag.
Coupon
De coupon van een obligatie is de jaarlijkse rentebetaling die wordt betaald over het uitgeleende geld van de emittent. De coupon is gebonden aan de nominale waarde van een obligatie.
Vervaldatum
De vervaldatum van een obligatie is de dag waarop de obligatie vervalt. De belegger ontvangt normaliter de volledige hoofdsom van de obligatie, wanneer deze haar vervaldatum bereikt.
Obligatiekoers
De prijs die op de beurs wordt betaald voor een obligatie. De obligatiekoers beweegt zich omgekeerd evenredig aan de renteontwikkeling. Met andere woorden, als er nieuwe obligaties worden uitgegeven met een hogere couponrente dan neemt de interest, oftewel de beurskoers, van de obligaties af met een lagere couponrente.
Rating
Er bestaan diverse ratingbureaus die obligaties waarderen op basis van kredietwaardigheid. Elke obligatie wordt beoordeeld door een bureau. Als een obligatie een hoge (met andere woorden positieve) rating heeft, dan is de periodieke coupon meestal lager. Een lager risico staat in verhouding met een lagere couponrente.
Betalingsfrequentie coupon
De betaling van de coupon is meestal periodiek. Veelal worden coupons jaarlijks of halfjaarlijks uitgekeerd. Sommige coupons kunnen echter per kwartaal of zelfs maandelijks worden betaald.
Rendement
Het obligatierendement is het effectieve rendement van een obligatie. Het rendement op een obligatie bestaat uit rentebetalingen en eventuele koerswinsten.
Er zijn diverse type obligaties beschikbaar. In het kader van relevantie worden hieronder enkel de meest voorkomende type obligatie beschreven.
Plain vanilla obligatie
Een plain vanilla obligatie heeft een vaste coupon en een gedefinieerde looptijd en wordt gezien als de standaard. In de meeste gevallen is het bedrag dat wordt terugbetaald op de vervaldatum gelijk aan het bedrag dat is betaald bij uitgifte. Deze obligatie wordt ook wel beschreven als een plain vanilla-, straight- of bullet obligatie.
Floating rate obligatie
De floating rate obligatie is een obligatie met een variabele couponrente. De rente is namelijk afhankelijk van een benchmark. Een voorbeeld van een benchmark is de Federal Fund Rate of de LIBOR. Als de benchmark stijgt, stijgt ook de couponrente. Aan de andere kant resulteert een dalende benchmark in een lagere couponrente.
Zero-Coupon obligatie
In tegenstelling tot de meeste obligaties, betaalt een zero-coupon obligatie geen couponrente aan haar obligatiehouders. Dit type obligatie wordt uitgegeven tegen een lagere prijs dan de hoofdsom. Op de eindvervaldag ontvangt de belegger de volledige nominale waarde. Het verschil tussen de aankoopprijs van een nulcouponobligatie en de nominale waarde geeft het rendement van de belegger aan.
Perpetual obligatie
Perpetual obligaties zijn obligaties zonder vervaldatum, oftewel ‘eeuwigdurend’, en bestaan net zo lang als de levensduur van de emittent. Evenals standaardobligaties, betaalt dit type obligatie periodiek couponrente aan haar obligatiehouders.
Convertible obligatie
Een convertible obligatie kan binnen een bepaalde periode onder bepaalde voorwaarden worden omgezet in een vastgesteld aantal gewone aandelen van de uitgevende vennootschap of in contanten van gelijke waarde. Dit soort obligaties wordt veelal uitgegeven door (beursgenoteerde) bedrijven. De couponrente is meestal lager aangezien de obligatiehouder het voordeel van de conversiemogelijkheid heeft.
Subordinated obligatie
De houder van een subordinated obligatie heeft een lagere prioriteit dan andere obligatiehouders in het geval van een faillissement van de emittent. De curator staat als eerste in de rij, gevolgd door de belastingdienst en/of overheidsinstanties en vervolgens houders van overige niet-achtergestelde schuldpapieren. Het risico van de obligaties is hoger, wat resulteert in een hogere couponrente.
Inflation-Linked obligatie
Een aan inflatie gekoppelde obligatie is een obligatie waarvan de coupon en / of nominale waarde is gekoppeld aan een consumentenprijsindex. Bij (positieve) inflatie ontvangen beleggers dus hogere rentebetalingen en bij deflatie lagere rentebetalingen. Hierdoor blijft de koopkracht van de rentebetalingen en / of nominale waarde van de obligatie behouden.
De waardering van obligaties verwijst naar de berekening tot de theoretische reële waarde van een specifieke obligatie. Onderdeel hiervan is de berekening van de contante waarde op basis van de toekomstige rentebetalingen naar de waarde op de vervaldag (ook bekend als nominale waarde). Wanneer de nominale waarde en de rentebetalingen bekend zijn, kan de belegger een berekening maken op het te verwachten rendement.
Theoretische reële waarde
Om de theoretische reële waarde van een obligatie te berekenen, is het belangrijk dat de belegger de contante waarde opgeteld met de uit te betalen couponrente, verwerkt met een disconteringsvoet. De disconteringsvoet die wordt gebruikt is het rendement tot het einde van de looptijd. Dit is het rendement dat een belegger zal ontvangen bij het herbeleggen van elke couponbetaling van een bepaalde obligatie tegen een vaste couponrente (totdat de obligatie vervalt). De disconteringsvoet houdt rekening met de prijs van een obligatie, de nominale waarde, de couponrente en de looptijd.
Waardering van coupon van een obligatie
De contante waarde van verwachte couponbetalingen wordt opgeteld bij de contante waarde van de nominale waarde van de obligatie. Zie hieronder de volgende formule:
Add figure below >>>
C | Couponbetalingen |
r | Disconteringsvoet / rendement tot einde looptijd |
F | Nominale waarde van de obligatie |
t | Aantal couponperiodes |
T | Tijd tot de vervaldatum |
Een bedrijfsobligatie heeft een jaarlijkse rentevoet van 5% met een halfjaarlijkse uitbetaling gedurende een periode van twee jaar. Na deze periode van twee jaar vervalt de obligatie en moet de hoofdsom aan de belegger worden terugbetaald. De berekening voor de waardering van de obligatie is als volgt:
Jaarlijkse couponbetaling | 5% |
Halfjaarlijkse couponbetaling | 2,5% |
C | 2,5% x € 1.000 = € 25 per periode |
r | 3% |
t | 2 jaar x 2 = 4 couponperiodes |
T | 4 periodes |
Contante waarde van halfjaarlijkse betalingen |
€ 25 / (1.03)1 + € 25 / (1.03)2 + € 25 / (1.03)3 + € 25 / (1.03)4 = € 24,27 + € 23,56 + € 22,88 + € 22,21 = € 92,93 |
Contante waarde van nominale waarde | € 1000 / (1.03)4 = € 888,49 |
Waardering van de obligatie | € 92,93 + € 888,49 = € 981,42 |
Een zero-coupon obligatie verricht gedurende de looptijd van de obligatie geen regelmatige couponbetalingen. In plaats daarvan worden de obligaties bij uitgifte met een korting verkocht. Het verschil tussen de aankoopprijs en de nominale waarde is het rendement van de belegger op de obligatie. Om de waarde van een zero-coupon obligatie te berekenen, hoeft alleen de huidige waarde van de nominale waarde te worden gevonden. Voor zero-coupon obligaties is de berekening derhalve relatief eenvoudig:
€ 1.000 / (1.03)4 = € 888,49
Het voordeel voor een belegger bij een zero-coupon obligatie, is dat de obligatie bij uitgifte met een korting kan worden gekocht. Het verschil tussen de aankoopprijs en de contante waarde van de nominale waarde is de rente die de belegger op de obligatie heeft verdiend.
De meeste obligaties worden beoordeeld door ten minste één onafhankelijk ratingbureau. De rating van een obligatie is een lettergraad (bijv. A+) toegekend aan de betreffende obligatie die de kredietwaardigheid van het instrument vertegenwoordigt. De obligatierating vertelt dus meer over de waarschijnlijkheid dat de emittent aan de verplichtingen van de obligatie zal voldoen en geeft een indicatie van de potentiële risico’s. Met andere woorden, de rating geeft inzicht in de financiële kracht van de obligatie-emittent en zijn vermogen om de hoofdsom en couponrente van een obligatie volledig en op tijd te betalen. Analisten bepalen de financiële kracht op basis van de verschillende criteria van het ratingbureau. Aangezien de aanpak per bureau enigszins verschilt, is het mogelijk dat aan dezelfde obligatie verschillende ratings worden toegekend.
Ratingbureaus
De drie meest toonaangevende ratingbureaus zijn Standard & Poor’s, Fitch Ratings Inc. en Moody’s Investor Service. Elk ratingbureau gebruikt haar eigen terminologie om ratings aan te geven. Ratings worden onderverdeeld in twee groepen: Investment grade obligaties en Non-investment grade obligaties.
Investment grade obligaties
Aangezien obligatieratings particuliere en professionele beleggers informatie geven over de kwaliteit en stabiliteit van een bepaalde obligatie, hebben deze rentetarieven logischerwijs ook gevolgen voor de obligatieprijs, de rentevoeten en de wil van beleggers om in de obligatie te beleggen. Obligaties met een hogere obligatierating worden beschouwd als relatief veilige en stabiele beleggingen. Meestal krijgen obligatie-uitgevende instellingen zoals overheden met goede toekomstperspectieven of grote beursgenoteerde ondernemingen de hoogste ratings. Deze obligaties staan ook bekend als investment grade obligaties, die ratings bevatten van AAA tot BBB- (Standard & Poor’s en Fitch Ratings Inc.) of ratings van Aaa tot Baa3 (Moody’s Investor Service).
Non-investment grade obligaties
Deze obligaties worden gezien als zeer speculatief en beschouwd als niet-beleggingswaardige obligaties, ook wel junk obligaties genoemd. Deze junk obligaties dragen een hoger risico, aangezien sommige emittenten van junk obligaties liquiditeitsproblemen hebben en mogelijk in gebreke blijven, met de mogelijkheid dat beleggers in deze obligaties hun investeringen verliezen. Aan de andere kant is het rendement aanzienlijk hoger dan dat van investment grade obligaties, wat investeerders met een meer speculatief beleggersprofiel aantrekt. Junk obligaties hebben gewoonlijk een rating tussen BB+ tot D (Standard and Poor’s en Fitch Ratings Inc.) of tussen Baa1 tot C in het geval van Moody’s Investor Services.
Overzicht obligatieratings Standard & Poor’s en Moody’s Investor Service
Graad | Rating | Beschrijving | ||
---|---|---|---|---|
S&P | Moody´s | Fitch | ||
Investment Grade | AAA | Aaa | AAA | Laagst mogelijke risico op wanbetaling, beste kwaliteit |
AA+ | Aa1 | AA+ | Lage kans op wanbetaling, hoge kwaliteit | |
AA | Aa2 | AA | ||
AA- | Aa3 | AA- | ||
A+ | A1 | A+ | Bovengemiddelde kwaliteit, de capaciteit om financiële verplichtingen te betalen wordt als sterk beschouwd. | |
A | A2 | A | Deze capaciteit is mogelijk kwetsbaarder voor ongunstige zakelijke of economische omstandigheden dan het geval is bij hogere ratings. | |
A- | A3 | A- | ||
BBB+ | Baa1 | BBB+ | Gemiddelde kwaliteit, niet voldoende beschermd tegen ongunstige zakelijke of economische omstandigheden | |
BBB | Baa2 | BBB | ||
BBB- | Baa3 | BBB- | ||
Non-Investment Grade | BB+ | Ba1 | BB+ | Speculatief, geen garantie van rente- en hoofdsombetalingen |
BB | Ba2 | BB | ||
BB- | Ba3 | BB- | ||
B+ | B1 | B+ | ||
B | B2 | B | Zeer speculatief, slechts lage kans op langdurige rentebetalingen | |
B- | B3 | B- | ||
CCC+ | Caa1 | CCC+ | Wanbetaling zeer waarschijnlijk, laagste kwaliteit en laagste beleggersbescherming | |
CCC | Caa2 | CCC | ||
CCC- | Caa3 | CCC- | ||
CC | Ca | |||
D | D | DDD | In gebreke | |
DD | ||||
D |
Voordat u begint met het handelen in obligaties, is het belangrijk dat u een goede schatting maakt van uw ervaring, beleggingsdoelen, financiële middelen en alle andere relevante overwegingen. Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de productkenmerken en gemoeide risico’s, voordat u in obligaties belegt.
Liquiditeitsrisico
Het risico dat een belegger van een obligatie geen koper kan vinden wanneer hij wil verkopen, wordt het liquiditeitsrisico genoemd. Dit kan gebeuren wanneer het handelsvolume relatief laag is.
Koersrisico
Het feit dat de obligatiekoersen kunnen veranderen, is een potentieel risico voor de belegger. Dit is vooral het geval wanneer de belegger van plan is om de obligatie te kopen en/of te verkopen, voordat deze de vervaldatum bereikt. Immers, wanneer de obligatie afloopt, wordt de hoofdsom normaliter alsnog aan de belegger terugbetaald.
De meest invloedrijke factoren op de koers zijn het rendement van de obligatie, de rentevoeten en de kredietwaardigheid. Vraag en aanbod hebben ook invloed op de obligatiekoers. Een hogere vraag of een lager aanbod leidt doorgaans tot een hogere koers, ceteris paribus. Daarentegen zorgt een lagere vraag of een groter aanbod voor een koersdaling.
Valutarisico
Wanneer een belegger obligaties koopt genoteerd in een vreemde valuta, loopt hij een wisselkoersrisico (ook wel valutarisico genoemd). In dat geval zal de belegger, wanneer hij/zij de in vreemde valuta luidende kasstroom ontvangt, deze tegen de dan geldende wisselkoers in zijn binnenlandse valuta moeten omrekenen. Hierdoor loopt hij/zij het risico dat de binnenlandse kasstroom van de belegger door een wijziging zal afnemen in de wisselkoers.
Kredietrisico
Als belegger in obligaties loopt u een kredietrisico, afhankelijk van de betrouwbaarheid van de emittent. Dit is het risico van insolventie of een mogelijk, tijdelijk of permanent onvermogen van de uitgevende instelling om aan haar verplichtingen tot terugbetaling van de rente en / of de hoofdsom te voldoen. Totaal verlies van het geïnvesteerde kapitaal is mogelijk voor de investeerder.
Inflatierisico
Inflatierisico (koopkrachtrisico) is het risico dat het rendement op een obligatie de koopkracht niet bijhoudt. Koopt u bijvoorbeeld een driejarige obligatie waarin u een couponrente van 4 procent kunt realiseren, maar het inflatiepercentage 6 procent, dan is de koopkracht van uw obligatierente afgenomen. Alle obligaties, behalve die voor inflatie corrigeren, zoals TIPS, stellen u bloot aan een zeker inflatierisico.
Renterisico
Het renteklimaat heeft een grote impact op de prijs van een (vastrentende) obligatie. Renterisico is het risico dat veranderingen in rentetarieven de marktwaarde van een door u aangehouden obligatie kunnen verlagen (of verhogen). Denk aan de hoofdregel van obligaties: wanneer de rente daalt, stijgen de obligatiekoersen en wanneer de rente stijgt, dalen de obligatiekoersen. Hoe langer de looptijd van een waardepapier, hoe meer de prijs ervan daalt in vergelijking met een gegeven rentestijging. Daarom hebben langlopende obligaties vaak een looptijdrisicopremie om het mogelijke neerwaartse effect van rentewijzigingen te compenseren.
Verhoging van marginvereisten
Om zichzelf en haar klanten te beschermen, kan Interactive Brokers UK op elk moment de marginvereisten voor klanten op bestaande en nieuwe obligatie posities verhogen. Dit besluit kan het gevolg zijn van een sterke toename van de volatiliteit in het onderliggende effect, wanneer de marktkapitalisatie van het onderliggende effect onder een bepaalde drempel is gedaald of om een andere reden. Let wel, wanneer de margins worden aangepast, kan het gebeuren dat de rekening niet langer voldoet aan de marginvereisten. Is dit aan de orde, dan gaat de broker over tot het liquideren van posities om deze ontoereikendheid aan te zuiveren.
Liquidatierisico
Wanneer het totale onderpand in uw portefeuille onder de margevereisten daalt, heeft Interactive Brokers het recht om bepaalde posities zonder voorafgaande melding te sluiten, ongeacht of deze posities winstgevend of verlieslijdend zijn. Als na de liquidatie uw rekening nog steeds een margintekort heeft en u andere posities als onderpand heeft (bijvoorbeeld aandelenposities, obligatieposities, etc.), dan zal Interactive Brokers UK andere posities sluiten om het margintekort te elimineren. Wees ervan bewust dat een liquidatie altijd plaatsvindt tegen de dan geldende beste bied- of laatprijs en dat u geen invloed heeft op de uiteindelijk transactieprijs. De liquidatie kan worden uitgevoerd tegen een verlieslijdende prijs en kan op een voor u ongunstig moment worden uitgevoerd.
We weten dat de prijzen van obligaties over het algemeen dalen als de rente stijgt en stijgen als de rente daalt. Daarom moeten beleggers zich vaak afvragen wat er met de prijs van hun obligatiebezit zal gebeuren als de rente stijgt of daalt. Dit kan worden beantwoord met een meting die duration wordt genoemd. De duration meet de prijsgevoeligheid van een obligatie voor rentewijzigingen en maakt het mogelijk om te meten hoeveel jaar het duurt voordat een belegger de prijs van de obligatie terugbetaalt door de totale kasstromen van de obligatie. Hoe langer de duration, hoe groter de kans dat de obligatie wordt blootgesteld aan renterisico. Het is belangrijk om te beseffen dat de duur wordt uitgedrukt in jaren. Het is echter niet hetzelfde als de vervaldatum van een obligatie. In plaats daarvan geeft de duur aan hoeveel de prijs van een obligatiebezit verandert wanneer de rente stijgt of daalt. Over het algemeen zou een rentestijging van 1% leiden tot een daling van ongeveer 1% in de prijs van een obligatie voor elk jaar van de duur en omgekeerd. Als een obligatie met een looptijd van 10 jaar bijvoorbeeld een looptijd van 8 jaar heeft en de rente met 1% stijgt, zal de prijs naar verwachting met ongeveer 8% dalen. Aan de andere kant, als de rente met 1% daalde, zou de prijs van de obligatie naar verwachting met ongeveer 8% stijgen.
De twee belangrijkste risico’s die van invloed zijn op het rendement van obligaties zijn het kredietrisico (wordt de hoofdsom afgelost?) en het renterisico (renteschommelingen). Het renterisico kan worden bepaald met behulp van de duration: een methode voor het berekenen van de gevoeligheid van de obligatiekoers met betrekking tot een verandering van de rente. Het is belangrijk om te beseffen dat duration niet hetzelfde is als de looptijd van de obligatie.
Hoe werkt duration?
Duration maakt het mogelijk om te meten hoeveel jaar het duurt voordat een obligatiehouder het initiële investeringsbedrag van de obligatie terug heeft verdiend, door ontvangst van de couponbetalingen en de terugbetaling van het investeringsbedrag. Tegelijkertijd kan, zoals reeds beschreven, de gevoeligheid van de obligatiekoers met betrekking tot een verandering in de rentevoeten worden berekend. Over het algemeen resulteert elke 1% van een renteverandering in een verandering van 1% van de obligatiekoers in de tegenovergestelde richting, voor elk jaar van de looptijd.
De duration is een gewogen gemiddelde van alle betalingen van de obligatie. Als de looptijd van een obligatie 10 jaar bedraagt, is de duration het gewogen gemiddelde van de jaarlijkse couponbetalingen en de aflossing van de obligatie na 10 jaar. De tijd tussen nu en de betaling wordt gebruikt als weegfactor, wat betekent dat een couponrente over een jaar één keer telt, de rente die u over twee jaar ontvangt twee keer, enzovoort. Als u de hoofdsom binnen 10 jaar terugkrijgt, telt dit 10 keer.
Factoren die de duration van een obligatie beïnvloeden
Er zijn twee belangrijke factoren die de looptijd van een obligatie kunnen beïnvloeden. Deze factoren zijn de ‘time to maturity’ en de couponrente.
Time to maturity
De time to maturity geeft de resterende looptijd van het financiële contract aan. De algemene regel is hoe langer de looptijd, hoe hoger de duration (en het renterisico). Een kortlopende obligatie heeft een lager renterisico, omdat het de werkelijke kosten sneller terugbetaalt dan een langlopende obligatie.
Couponrente
Logischerwijs is de couponrente van een obligatie een belangrijke factor die de duration beïnvloedt. Als we twee obligaties hebben die identiek zijn met uitzondering van hun couponrentes, heeft een obligatie met de hogere couponrente een lagere duration dan een obligatie met een lagere couponrente. Immers, de obligatie met het hogere rendement zal de oorspronkelijke kosten sneller terugverdienen, dan de obligatie met de lagere rente en heeft een lager renterisico.
Modified duration
Zoals de naam al aangeeft, is de modified duration iets anders dan de normale duration (Macaulay-duur). De aangepaste duur wordt berekend door de Macaulay-duur te delen door 1 plus het rendement tot de vervaldag, gedeeld door het aantal couponperioden per jaar. De modified duration bepaalt de veranderingen in de duration en prijs van een obligatie voor elke procentuele verandering in het rendement tot de vervaldag. De modified duration kan dus een risicomaatstaf zijn voor obligatiebeleggers door inzichtelijk te maken hoeveel de prijs van een obligatie zou kunnen dalen met een stijging van de rentetarieven.
Voordat u in een financieel instrument belegt, moet u zorgvuldig beoordelen of het instrument past bij uw kennis, ervaring, beleggingsdoelstellingen en beleggingshorizon. Als u overweegt om in obligaties te handelen, kunt u de volgende informatie gebruiken om te beslissen of obligaties overeenkomen met uw beleggersprofiel.
Complexiteit
Obligaties worden als niet-complex beschouwd. Zoals beschreven op deze webpagina is er echter een breed scala aan obligatietypes met verschillende kenmerken. Zorg ervoor dat u op de hoogte bent van de productkenmerken voordat u in obligaties belegt.
Type belegger
De kenmerken van obligaties in acht genomen, kan worden gesteld dat dit type product geschikt is voor alle type beleggers. Tevens kunnen obligaties worden verhandeld door zowel particuliere als professionele beleggers.
Kennis en ervaring
Het is van belang om rekening te houden met de vereiste kennis- en ervaringscriteria, voordat u in obligaties gaat handelen. LYNX vereist dat een belegger een praktijkervaring heeft van ten minste één jaar en over voldoende kennis beschikt van de mechanismen en risico’s wat betreft het handelen in obligaties.
Financiële situatie en risicobewustzijn
Beleggers dienen zich ervan bewust te zijn en te erkennen dat tot 100% van het bedrag van de initiële investering verloren kan gaan als gevolg van het handelen in obligaties.
Daarnaast dient onderscheid in het risicoprofiel te worden gemaakt tussen investment grade obligaties en non-investment grade obligaties, aangezien de kredietwaardigheid van de emittent inzicht biedt in de zekerheid dat de coupons en de hoofdsom gedurende de levensduur van de obligatie worden terugbetaald.
Het kopen van investment grade obligaties, zoals EUR en US staatsobligaties en bedrijfsobligaties met een hoge rating, worden beschouwd als een waardevaste belegging. In het geval van het kopen van non-investment grade obligaties, is het risicoprofiel speculatief, aangezien er een hoger risico aan verbonden is.
Beleggingsdoel
Het handelen in obligaties past binnen de beleggingsdoelstellingen van het behoud van kapitaal, het genereren van inkomsten en kapitaalgroei.
Behoud van kapitaal
Bedrijfs- en staatsobligaties die worden aangemerkt als investment grade obligaties, zijn geschikt voor beleggers met een conservatieve beleggingsstrategie gericht op het behouden van kapitaal. Desalniettemin dienen beleggers te allen tijde rekening te houden met het potentiële kredietrisico.
Inkomsten genereren en kapitaalgroei
Obligaties bieden, in verhouding tot aandelen, doorgaans meer zekerheid met betrekking tot het genereren van een vaste inkomstenstroom en het rendement op kapitaal. Inkomsten kunnen namelijk worden gegenereerd door ontvangst van periodieke couponbetalingen van de obligatie die u in uw portefeuille houdt. Couponbetalingen worden ontvangen als contante uitkeringen. De kredietwaardigheid van een obligatie geeft inzicht in de zekerheid en het risico van terugbetaling van de hoofdsom.
Obligatie-emittenten bieden een breed scala aan obligaties met uiteenlopende couponrente en vervaldata. Dit stelt een belegger in staat om een obligatie te vinden die overeenkomt met zijn of haar behoeften.
Een belegger kan een obligatie ook kopen en verkopen voordat deze vervalt om kapitaalgroei te genereren. Dit is doorgaans relatief speculatiever.
Beleggingshorizon
Er is geen specifieke beleggingshorizon voor het handelen in obligaties. Het handelen in obligaties kan geschikt zijn voor de korte termijn (minder dan drie jaar), middellange termijn (drie tot tien jaar) en lange termijn (meer dan tien jaar).
Deze webpagina heeft de belangrijkste kenmerken van diverse obligatietypes beschreven. Het zijn van een obligatiehouder brengt enkele voordelen en risico’s met zich mee en kan als volgt worden samengevat:
-
Een obligatiehouder is een persoon, bedrijf of instelling die ten minste één obligatie van een emittent bezit.
-
Een obligatie is een leningsovereenkomst tussen de emittent en de belegger, waar de emittent verplicht is om de hoofdsom terug te betalen op de vervaldatum die is vastgelegd in de overeenkomst.
-
Een emittent is bij de meeste obligaties verplicht om de belegger te voorzien van een vergoeding in de vorm van een couponrente.
- Een obligatiehouder kan niet worden vergeleken met een aandeelhouder, aangezien obligatiehouders geen eigenaren zijn, maar kredietverleners. Dit is de reden waarom obligatiehouders niet kunnen stemmen en geen dividenden ontvangen.
Zoals elk financieel instrument heeft obligaties voor- en nadelen:
-
De volatiliteit van obligaties (vooral kort- en middel langlopende obligaties) is lager dan die van aandelen (aandelen) Obligaties bieden inkomsten omdat ze doorgaans de neiging hebben om een periodiek vaste couponbetaling aan te bieden
-
De meeste obligaties hebben een kredietwaardigheid
-
Investment grade obligaties worden beschouwd als relatief veilige beleggingen
- Over het algemeen is investeren in schulden veiliger dan investeren in aandelen
-
Veranderingen in rentevoeten en wisselkoersen en algemene marktrisico’s beïnvloeden de obligatiekoers
-
Inflatie leidt tot een afname van de koopkracht
- Kredietrisico, aangezien de obligatiehouder afhankelijk is van de betrouwbaarheid van de emittent
Betalingsfrequentie coupon
De frequentie van de couponbetalingen van de obligatie. Dit kan jaarlijks of semi-jaarlijks zijn.
Bedrijfsobligatie
Een bedrijfsobligatie is een schuldbewijs uitgegeven door een bedrijf dat wordt verkocht aan beleggers.
Convertible obligatie
Een convertible obligatie is een vastrentend schuldbewijs dat rentebetalingen oplevert, maar kan worden omgezet in een vooraf bepaald aantal aandelen.
Couponrente
Couponrente is de rentevoet die obligatie-emittenten betalen over de nominale waarde van de obligatie.
Duration
Een methode voor het berekenen van de gevoeligheid van de prijs van een obligatie bij een renteverandering.
Emittent
Een emittent is een rechtspersoon die obligaties of andere effecten ontwikkelt, registreert en verkoopt om haar activiteiten te financieren. Emittenten kunnen bedrijven, beleggingsfondsen of binnenlandse of buitenlandse overheden zijn.
Floating rate obligatie
De floating rate obligatie is een obligatie met variabele rente zonder vaste couponbetalingen en is meestal gekoppeld aan een benchmark.
Hoofdsom
De hoofdsom verwijst naar het nominale bedrag van een schuldinstrument of een geleend bedrag.
Inflation-linked bond
Obligatie waarvan de couponrente is gekoppeld met een vermenigvuldigingscoëfficiënt aan een consumentenprijsindex.
Inflatie risico
Inflatierisico (koopkrachtrisico) is het risico dat het rendement op een obligatie de koopkracht niet bijhoudt.
Investment grade obligatie
Een obligatie met een gemiddelde of hoge rating van een van de ratingbureaus.
Koersrisico
Het feit dat de prijzen van obligaties kunnen veranderen, is een potentieel risico voor de belegger. Dit is vooral het geval wanneer de beleggers van plan zijn de obligatie te kopen en te verkopen voordat deze vervalt.
Kredietrisico
De kans dat bedrijven of particulieren niet in staat zijn om de vereiste betalingen voor hun schuldenverplichtingen te doen
Liquiditeitsrisico
Het risico dat een belegger van een obligatie geen koper kan vinden wanneer hij wil verkopen, wordt liquiditeitsrisico genoemd.
Modified duration
Een formule die de meetbare verandering in de waarde van een effect uitdrukt als reactie op een verandering in rentetarieven.
Nominale waarde
De nominale waarde is het hoofdbedrag dat de geldgever (investeerder) aan de lener (uitgever) leent.
Non-investment grade obligatie / Junk obligaties
Een obligatie met een relatief lage rating en daarom meestal een hoog rendement. Dit soort obligaties worden ook wel speculatieve obligaties genoemd.
Obligatie
Een obligatie is een vastrentend financieel instrument en vertegenwoordigt een lening die door een emittent aan een belegger wordt verstrekt.
Perpetual obligaties
Perpetual obligaties zijn obligaties zonder looptijd en bestaan zolang de levensduur van de emittent van de obligatie.
Plain vanilla bond
Een plain vanilla bond is een schuldbewijs zonder ongebruikelijke kenmerken en is het meest voorkomende type obligatie. Het is een obligatie met een vaste coupon, een bepaalde looptijd en wordt gewoonlijk uitgegeven en afgelost tegen de nominale waarde. Een plain vanilla bond wordt ook wel een straight bond genoemd.
Rating van een obligatie
Obligatierating is een weergave van de kredietwaardigheid van bedrijfs- of staatsobligaties. De ratings worden gepubliceerd door ratingbureaus en bieden evaluaties van de financiële kracht en capaciteit van een obligatie-uitgever om de hoofdsom en rente van de obligatie terug te betalen volgens het contract.
Ratingbureau
Een ratingbureau is een onafhankelijk bedrijf dat ratings toekent aan emittenten van obligaties.
Rendement
Rendement verwijst naar de inkomsten die worden gegenereerd en gerealiseerd op een investering gedurende een bepaalde periode en wordt uitgedrukt in procenten op basis van het geïnvesteerde bedrag of de huidige marktwaarde of de nominale waarde van het effect.
Renterisico
Renterisico is het risico dat veranderingen in rentetarieven de marktwaarde van een aangehouden obligatie kunnen verlagen (of verhogen). Als de rente daalt, stijgen de obligatiekoersen en als de rente stijgt, dalen de obligatiekoersen.
Staatsobligaties
Een staatsobligatie is een schuldbewijs uitgegeven door de overheid en verkocht aan beleggers.
Subordinated obligatie
Een obligatie waarbij de kredietnemer, in geval van faillissement van de kredietnemer, achtergesteld is in zijn positie als schuldeiser.
Theoretische reële waarde
De huidige waarde van de stroom van kasstromen die de obligatie naar verwachting zal genereren.
Valutarisico
Valutarisico is het risico dat een investering in een vreemde valuta aan waarde verliest als gevolg van ongunstige wisselkoersschommelingen tussen de vreemde valuta van de investering en de binnenlandse valuta van de belegger.
Vervaldatum
De vervaldatum is de datum waarop de hoofdsom van een obligatie of ander schuldinstrument opeisbaar wordt en aan de investeerder wordt terugbetaald.
Zero-Coupon obligatie
Een zero-coupon obligatie is een obligatie die geen periodieke rentebetalingen verricht en wordt verkocht met een hoge korting ten opzichte van de nominale waarde.